Interview met componist Mathias Coppens – ‘Creëren is uiteindelijk open staan en loslaten’

Mathias Coppens (1988, Waregem, België) studeerde compositie en piano aan de conservatoria van Antwerpen, Amsterdam, Parijs en Los Angeles. Hij doorliep onder andere het ‘screenscoring program’ in de VS, gericht op het schrijven van muziek voor films en games. Momenteel is Mathias als docent verbonden aan het Conservatorium van Antwerpen, schrijft hij voor verschillende orkesten, theater- en balletgezelschappen, heeft hij zijn eigen muziekensemble en treedt hij geregeld op als pianist. Aanvankelijk zou hij een lecture geven aan alle deelnemers van het compositieconcours. Nu dit niet door kan gaan vanwege corona, interviewden we hem om toch een kijkje te geven in zijn leven. Op vrijdag 6 november organiseerden we bovendien een online vragenuurtje via Zoom, waarin jonge componisten met Mathias in gesprek konden gaan.

Welke rol speelde muziek tijdens je jeugd? 
‘Ik ben in aanraking gekomen met muziek via mijn grootmoeder. Zij speelde vaak piano op familiefeesten en had een heel aantal partituren van bekende werken uit de pianoliteratuur. Ze stierf toen ik 8 jaar oud was. Na haar dood erfde ik een deel van de partituren en haar cd-collectie. Vooral de Sonates van Beethoven lieten een sterke indruk op mij na. Als jongetje voelden die muziekstukken als een soort oude schat, een geheimschrift dat ik wilde ontcijferen. Hoewel ik amper noten kon lezen, probeerde ik de muziek te volgen terwijl ik naar de opname luisterde. Ik noteerde de muziek, die ik zelf nog helemaal niet kon spelen, als een soort grafische partituren en bepaalde de regels zelf. Je kunt het misschien vergelijken met een gezelschapsspel dat je probeert te spelen voordat je de regels hebt gelezen. Pas later leerde ik op de muziekschool de regels voor tonale muziek. Dat was bijna een beetje saai omdat mijn eigen geschreven partituren meer fantasie uitstraalden.

Een jaar na het sterven van mijn grootmoeder speelde ik het eerste deel uit de ‘Mondschein Sonate’ van Beethoven. Daarna was er een ongelooflijke periode van het ontdekken van voor mij nieuwe componisten en hun muzikale werelden. Dat is sindsdien eigenlijk nooit gestopt.’

Je studeerde onder andere in Antwerpen en Amsterdam. Is de Vlaamse mentaliteit op conservatoria anders of vergelijkbaar met die in Nederland? 
‘Hoe verschillend iets is, hangt altijd van je perspectief af. Toen ik in Antwerpen gestudeerd had, wilde ik verder groeien. Ik heb een tijdje les gevolgd in Amsterdam en aan de ‘Ecole Normale’ in Parijs. Beiden waren op dat moment internationaler dan Antwerpen. Parijs belichaamde traditie-vakmanschap en Amsterdam stond meer voor originaliteit-concept. Antwerpen lag ergens in het midden. Ik heb vrij snel gekozen voor Amsterdam omdat ik vond dat de klas daar veel diverser was dan in Parijs en meer representatief was voor de verschillende muziekstijlen die dagdagelijks in ons leven aanwezig zijn.

Na enkele jaren les te geven aan het conservatorium in Antwerpen, besliste ik me meer te verdiepen en verder te gaan studeren. Deze keer aan USC in Los Angeles, Californië. Ik dacht dat de Europese conservatoria allemaal heel verschillend waren. Maar in Amerika merkte ik dat ze eigenlijk meer op elkaar lijken dan ik eerst dacht. Zo zie je maar dat alles altijd afhankelijk is van je perspectief.’

Wat maakte dat je tijdens je studie in de VS meer gelijkenissen zag tussen de Europese conservatoria?
‘Ten eerste waren de studies die ik in Europa deed meer ‘kunstmuziek’ studies, dus klassieke studies als piano, orgel en compositie. In Los Angeles studeerde ik screen scoring, gericht op het componeren van mediamuziek, dus vooral voor films en games. Ten tweede is de mentaliteit in de VS heel anders. Hier leren wij vooral out of the box te denken, dus buiten de gebaande paden te treden. Terwijl je in de VS ook leert te doen wat er gevraagd wordt, de filmindustrie is voor componisten een service business waarbij je een opdracht krijgt en hier niet snel vraagtekens bij zet of het helemaal anders gaat doen. Dat heeft waarschijnlijk ook te maken met het feit dat men in de VS afhankelijk is van sponsoring, aangezien er nauwelijks wordt gesubsidieerd vanuit de overheid. Hier wordt over het algemeen verwacht dat je origineel bent terwijl men daar meer onderhevig is aan de smaak van het publiek. Dat werkt twee kanten op want enerzijds vindt er soms versimpeling plaats en wordt de creativiteit geremd, aan de andere kant lijkt het wel alsof er meer connectie is tussen de makers en het publiek dan hier.’

In 2021 staat in de planning dat je gaat samenwerken met het Royal Ballet of Birmingham. Wat houdt de samenwerking in?
‘Ik ben momenteel heel nauw in contact met Miguel Altunaga, de choreograaf. Ik maak voortdurend demo’s, zoals het in de filmwereld ook gebeurt, en dan overleggen we waar de muziek naar toe moet. Ik schrijf ook traditionele muziekpartituren, ook scores genaamd. Beide methodes zijn leuk als ze afgewisseld kunnen worden. Het is fantastisch als je in een team echt samenwerkt en iets groter maakt dan jij het zelf bedacht had, je gaat echt samen door dat proces. Het is ook ongelooflijk om zelf een score te maken waarover je alle controle hebt. Als iemand daar dan creatief mee aan de slag gaat, dan groeit er ook iets dat groter is dan wat je zelf ooit voor ogen had. Creëren is uiteindelijk open staan en loslaten.
Inhoudelijk is ons gevraagd om de stad Birmingham te vieren. Het is de meest cultureel diverse stad in de UK en ik wij proberen om al die invloeden te verwerken in onze voorstelling. Het is echt een handelsstad geweest, er wordt ook nu nog heel veel ontwikkeld. Birmingham ziet er nogal industrieel uit, dat wordt ook een belangrijk onderdeel van de scenografie en de muziek. Een bijzonder project.’

Je werkt ook regelmatig voor productiehuizen in de VS. Kun je een aantal series of films noemen waarvoor je de muziek hebt (mee)gecomponeerd?
‘Ik ben als componist hoofdzakelijk in de concertwereld actief. Binnen film werk ik voornamelijk als orkestrator. Dat wil zeggen dat ik ideeën van de componist omzet van de computer naar de partituur. Soms schrijf ik additionele muziek en vaak heb ik voor korte films  een score, of terwijl een thema geschreven. De meeste filmmakers starten zo tot ze hun eerste langspeelfilm of feature film gefinancierd krijgen. Ik heb als assistent en orkestrator meegewerkt aan de laatste projecten van Aaron Zigman, de componist van de Sex and the City-films en The Notebook. Ik werk ook soms voor Stacey Hersh (bijv. All-in time) en Patrick Kirst (bijv. Breaking Surface).’

Hoe kwam je in contact met de filmwereld in de VS?
‘Toen ik een tijdje lesgaf, onder meer aan het conservatorium in Antwerpen, voelde ik de noodzaak om zelf weer te gaan studeren. Ik heb toelating gedaan voor het screen scoring program aan USC, de University of Southern California en werd geselecteerd met volledige beurs van BAEF, de Belgian American Educational Foundation. Tijdens de opleiding ben ik in contact gekomen met de belangrijkste filmcomponisten in Hollywood. Ik speelde ook vaak concerten met de Belgische sopraan Laurence Servaes, ondermeer bij Jeff Beal (componist van onder meer de serie House of cards) en Eric Whitacre (bekend componist en dirigent in de VS) thuis.’

Wie inspireren jou? Of heb je bepaalde voorbeelden?
‘Zoals bij iedere componist bestaat mijn werk uit bouwstenen die ik samengesteld en gefilterd heb uit het werk van anderen. Soms kan dat aan de oppervlakte zijn, hoe de muziek klinkt. Ik hou bijvoorbeeld van hoe Radiohead akoestische en elektronische muziek mengt, daarnaast hou ik ook van bepaalde progressies die waar de jazzpianist Brad Mehldau vaak mee speelt. De gevoeligheid van orkestratie bij Ravel of Poulenc, de kleuren van Messiaen. Ik hou van muzikanten en componisten die niet in een hokje te plaatsen zijn, zoals Tigran Hamasyan of Sufjan Stevens. Daarnaast bestaat je werk ook vormelijk en filosofisch. Dan voel ik mij nauw verbonden bij de traditie Bach, Beethoven, Brahms. De condition humaine staat bij hen centraal en elk op hun manier proberen ze een utopisch antwoord te zoeken dat naar eenheid leidt. Ik hou niet van de constante herhaling van de verbrokkelde postmoderne maatschappij, ik wil niet in mijn werk die maatschappelijke spiegel zijn. Ik wil ook niet louter entertainment zijn, want dan negeer je het lijden van de mensheid en wordt het enkel escapisme.’

Geloof je dat er nog steeds een kloof is tussen klassiek en moderne – / popmuziek of denk je dat dit meevalt?
‘Hokjes beginnen te vervagen. Bij opera vind ik het opvallend dat qua theateruitvoering er zo veel geëxperimenteerd wordt terwijl de muziek origineel moet blijven, nooit eens verknipt wordt. Dat is wel anders binnen muziektheater natuurlijk. Ik vind anderzijds ook dat het repertoire moet kunnen blijven bestaan zoals het is, zoals schilderijen in een museum geconserveerd worden. Een symfonie van Mahler wil ik eigenlijk niet anders ervaren dan zoals deze oorspronkelijk bedoeld is.’

Je bent zelf enorm veelzijdig. Geloof je dat die eigenschap een must is voor de musicus en componist in deze tijd?
‘We leven nu al bijna een halve eeuw in een postmoderne samenleving waar van alles naast elkaar bestaat. De componist van vandaag vertoont meer en meer hybride kenmerken. Ik vind het heerlijk om nu eens helemaal alleen een strijkkwartet te schrijven en dan weer een teamspeler te zijn binnen film, of de natuurlijke energie te voelen die dans met zich meebrengt, of het drama binnen muziektheater. Ik voel voor mezelf dat ik de energie van het podium nodig heb om te kunnen schrijven. Het les geven ligt volledig in het verlengde van wat ik in mijn persoonlijke artistieke praktijk doe.

Ieder volgt zijn of haar pad. Er is geen model waarbij je kan zeggen, dat is de moderne componist. Veelzijdigheid is een troef, het levert je meer werk op, dat is zeker. Een negatief element kan zijn, dat in de snelheid van de veelzijdigheid dikwijls oppervlakkigheid huist. Het is ook wel belangrijk te zoeken naar wie je bent, wat je wilt vertellen en hoe dat te doen op een eigen manier. Alleen zit niemand op je te wachten als je start, dat is dus iets dat organisch groeit over de jaren.’

Wat is je eerste indruk van de inzendingen voor ons compositieconcours?
‘Het ziet er heel divers uit! Van componist-uitvoerders die hun eigen werk spelen tot volwaardige ensemblestukken in de meest verschillende stijlen. En dan nog enkele toffe hybrides van akoestische en elektronische muziek. Ik ben enthousiast!’

Wat vind je van de opzet van dit concours? Dus dat het inzenden, de prijsuitreiking en het vragenuurtje dat jij geeft allemaal online verlopen?
‘Het is absoluut noodzakelijk dat we blijven creëren en nieuwe vormen van presentatie onderzoeken. Niets zal de live ervaring kunnen vervangen, maar als er iets positiefs is aan deze hele situatie, is het dat we gedwongen worden op andere manieren creatief te zijn. Na de Eerste Wereldoorlog waren er niet direct symfonieorkesten beschikbaar, Stravinsky en Schönberg schreven misschien wel hun meest originele partituren voor klein ensemble, voor een groot deel uit noodzaak. Dat het concours toch doorgaat online vind ik schitterend en alle lof naar het organiserend team!’

Wat zou je jonge componisten nog willen meegeven? 
‘Analyseer veel. Probeer te begrijpen hoe je bepaalde soorten muziek maakt, ga op onderzoek uit. Daarnaast, vergeet niet te genieten van het luisteren, het ervaren. Probeer altijd terug te gaan naar die bron van magie en schrijf met liefde.’

Kijk voor meer informatie over Mathias op: www.mathiascoppens.com